Inspanningsonderzoek
Een inspanningsonderzoek laat uw arts zien of uw hart goed kan omgaan met lichaamsbeweging of stress. Tijdens een inspanningsonderzoek moet u op een loopband lopen en worden uw hartslag, ademhaling, bloeddruk en de elektrische activiteit in uw hart bijgehouden.
U wordt aangesloten op meetapparatuur en vervolgens gevraagd langzaam te starten met lopen op een loopband of te fietsen op een hometrainer. De snelheid wordt geleidelijk opgevoerd en de loopband krijgt meer helling, zodat het lijkt of u een heuveltje op loopt (op de fiets wordt de weerstand van de pedalen geleidelijk of stapsgewijs opgevoerd). Mogelijk wordt u gevraagd een aantal minuten door een mondstuk verbonden aan een slang te ademen.
Het onderzoek kan zo nodig op elk gewenst moment worden gestopt. Na afloop gaat u zitten of liggen en worden uw hart en bloeddruk gecontroleerd.
Soms moet u in aanvulling op een gewone inspanningstest ook een masker dragen waarmee uw uitademingslucht wordt verzameld en er gemeten wordt hoe vaak u ademt en hoe snel uw lichaam zuurstof opneemt. Dit wordt een cardiopulmonale inspanningstest genoemd.
Naarmate uw lichaam harder moet werken tijdens het onderzoek, heeft het meer zuurstof nodig. Het hart moet daarom harder bloed rondpompen. Het onderzoek kan uitwijzen of de bloedtoevoer naar de kransslagaders die uw hart van bloed voorzien verlaagd is. Het helpt ook om te beoordelen hoeveel lichamelijke inspanning u aankunt en welk soort en welke mate van lichamelijke inspanning voor u het beste is.
Het inspanningsonderzoek is nuttig bij het diagnosticeren van een kransslagaderaandoening, een van de grootste risicofactoren voor hartfalen, en voor het vaststellen van uw inspanningscapaciteit.
Patiënt tijdens een inspanningsonderzoek |
Terug naar Gangbare onderzoeken bij hartfalen